Programmatoelichting

Dat Bach een bijzonder componist is moge bekend zijn. Zijn leven en zijn composities intrigeren ons op welke wijze dan ook. Vanavond mag u zich laten verwennen door Bachs derde orkestsuite en door het motet Jesu, meine Freude, dat u wellicht minder bekend is.

Een suite is een reeks dansen, vaak voorafgegaan door een ouverture (openingsdeel); in Bachs tijd werden ook de gehele suites ouvertures genoemd. Bachs derde orkestsuite (BWV 1068) komt uit een groep van vier suites in totaal. Bachs suites waren oorspronkelijk bedoeld als muziek voor de vorsten van de hoven in Weimar en Köthen en zijn sterk beïnvloed door de muziek van de Franse componist Jean-Baptiste Lully, hofcomponist aan het hof van Lodewijk XIV, de Zonnekoning. Veel van die Frans-gekleurde zwierige instrumentale muziek gaf Bach later overigens een tweede, soms derde leven, in de muziek die hij verzorgde in Leipzig. Zo voorzag hij delen uit de suites van tekst voor in zijn cantates.

Voor de derde suite heeft Bach zelf alleen de eerste viool en basso continuo uitgeschreven. De rest is gekopieerd door zijn zoon Carl Phillipp Emanuel en zijn leerling Johann Ludwig Krebs. Aan de derde orkestsuite voegde Bach in de uiteindelijke versie hobo’s, trompetten en pauken toe. Maar niet aan het tweede deel: de Air (tegenwoordig overbekend onder de naam ‘Air on a G string’) bleef in de oorspronkelijke bezetting van strijkers en basso continuo. De derde orkestsuite is in D en bevat vijf delen, met naast de eerder genoemde Ouverture en Air een Gavotte (volksdans), een Bourrée (boerendans) en een Gigue (snelle dans).

Jesu meine Freude is het langste motet dat Bach gecomponeerd heeft. Een motet is een compositie voor koor en begeleiding op religieuze teksten. Jesu meine Freude is waarschijnlijk gecomponeerd als een begrafenismotet en is vermoedelijk voor het eerst uitgevoerd in juli 1723. Bach is uitgegaan van het destijds bekende protestantse kerklied ‘Jesu, meine Freude’, dat in 1653 gepubliceerd werd. De zes strofen van dat lied heeft hij afgewisseld met vijf verzen uit het Bijbelboek Romeinen die een aanvullend maar bijpassend betoog opleveren. Hierdoor ontstaat een bijzondere symmetrische structuur voor de in totaal elf delen van het motet. De rode draad van het protestantse kerklied is het optreden van Jezus als troost en verlosser, beschermer tegen draken en stormen, het loslaten van aardse bindingen, en de dood als vereniging met Jezus.

De Bijbeltekst uit Romeinen 8 is veel meer een dogmatisch en rationeel gestructureerd betoog, waarin de tegenstelling tussen ‘Fleisch/Tod/Sünde’ en ‘Geist/Leben/Gerechtigkeit’ wordt uitgewerkt. Het is een oproep om naar de geest te leven in plaats van naar het vlees, en een perspectief op wat er gebeurt als je dat doet. Hoe verschillend ook, beide tekstbronnen behandelen dus de spanning tussen het tijdelijke en het eeuwige, het vergankelijke en het onvergankelijke, lichaam en geest. In de symmetrie van het motet vormen de afwisselende Bijbel- en koraalteksten parallelle betogen een commentaar op elkaar. Ook is te horen dat de (oneven) delen die op de koraaltekst gebaseerd zijn in het algemeen meer homofoon zijn, ondergeschikt aan de melodiestem van de sopranen: een modernere, expressieve techniek. De delen op Bijbeltekst zijn daarentegen meer polyfoon van karakter. Deze ‘oudere’ techniek past meer bij de cerebrale, dogmatische rechtlijnigheid van de Romeinenbrief.

Wij wensen u veel genoegen met het luisteren naar ons concert.

Website by Webroots

Analytics by Conversios