Programmatoelichting – door Stijn Janssens

Het Utrechts Studenten Koor en Orkest presenteert vanavond een rijk en gevarieerd programma ter ere van zijn 80-jarig bestaan. Alle muziek komt uit het Romantische tijdperk en staat in het teken van het contrast tussen de aardse en geestelijke wereld. 

Het concert zal worden ingeluid door Franse en Scandinavische a-capellawerken op teksten die de schoonheid van de natuur en het dagelijks leven bezingen. Het lied Dieu, qu’il la fait bon regarder van Claude Debussy is afkomstig uit zijn Trois chansons de Charles d’Orléans, het enige werk voor onbegeleid koor dat hij ooit componeerde. De middeleeuwse tekst van Karel van Orléans doet zich voor als een liefdeslied waarin een minnaar uiting geeft aan zijn bewondering voor zijn minnares. Echter, aangezien de tekstschrijver destijds 25 jaar lang gevangen zat in Engeland is het gedicht eigenlijk een verhulde ode aan zijn Franse geboorteland. Debussy toonzette de tekst in een neoklassieke stijl waarin de conventies van de renaissancekoormuziek werden herontdekt. Samen met Ravel speelde Debussy een belangrijke rol in de Franse impressionistische muziekstroming die zich afzette tegen de dominante Germaanse muziektraditie.

Camille Saint-Saëns daarentegen vertegenwoordigde de conservatieve stroming binnen de Franse klassieke muziek. Ondanks deze verschillen waren zowel Debussy als Saint-Saëns net als het USKOgroot bewonderaars van J.S. Bach. Net als Bach was Saint-Saëns naast componist ook dirigent, muziekpedagoog, organist en pianist. Zijn koorwerk Romance du soir op tekst van Jean-Louis Croze is een lyrische meditatie op de vallende avond. Het beschrijft de natuur, geliefden en kinderen tijdens de mystieke overgang van dag naar nacht. Aan het einde van de tekst komt een dromerige dichter in aanraking met een dame blanche, een natuurfee uit de Franse folklore. In dezelfde trant beschrijft Saint-Saëns’ koorwerk Les fleurs et les arbres uit zijn Deux chœurs het betoverende natuurschoon, en hoe dit verlichting biedt van onze menselijke pijnen. 

Het laatste koorwerk van de avond, de Åtta sånger van Wilhelm Peterson-Berger, biedt een verfrissende Scandinavische inslag binnen het doorlopende thema van de wereldse schoonheid van de natuur. In de acht gebundelde liederen worden de zee, fjorden, dennenbossen, bergpaden en bloemenvelden uitgebreid bezongen. De muziek van Peterson-Berger was geïnspireerd door de natuur van het eiland Frösön, dat hij sinds zijn jonge jaren als conservatoriumstudent vaak bezocht. Ook liet hij er zijn zomerverblijf bouwen en bracht hij er zijn pensioenjaren door. De liederen zijn geschreven op teksten van verschillende Deense, Noorse en Zweedse dichters en vormen hiermee een afspiegeling van het panscandinavische romantisch nationalisme van de negentiende eeuw. Deze kunststroming kenmerkte zich door een nostalgische nadruk op de gedeelde culturele identiteit en geschiedenis van de Scandinavische landen als reactie op de veranderingen die de industrialisatie en modernisering met zich meebrachten. Er werd teruggegrepen op oude volksmelodieën en verhalen waarin de eenvoud van het leven te midden van de natuur een belangrijke rol speelde. In het laatste lied uit de Åtta sånger wordt gedanst, gesprongen, een klap uitgedeeld én viool gespeeld: een toepasselijk bruggetje naar het orkestwerk van dit programma.

Na een gevarieerde opening met koorwerken zet het orkest het concert voort met Mendelssohns beroemde Vioolconcert in e-mineur. Daar waar veel componisten uit de Romantiek vooral vooruitkeken en vernieuwden, haalde Mendelssohn juist veel inspiratie uit het verleden. Zijn muziek was onder andere beïnvloed door Mozart en Haydn, maar vooral ook door dat van Bach. De jonge Mendelssohn bracht Bachs muziek weer onder de publieke aandacht door een bewerking van de Matthäus-Passion op te voeren. Ook was Mendelssohn, net als Bach, actief als componist, dirigent, muziekpedagoog, organist en pianist. Zijn Vioolconcert in e-mineur behoort tot zijn laatste werken en is ook een van zijn beroemdste werken, aangezien het een centrale plaats heeft veroverd in het vioolrepertoire. Hij droeg het stuk op aan zijn jeugdvriend, de violist Ferdinand David, met wie hij ook correspondeerde tijdens het compositieproces. 

Het vioolconcert volgt de traditionele concertvorm bestaande uit drie delensnel, langzaam, snel maar wijkt op enkele belangrijke manieren af van de conventies van deze muziekvorm. In plaats van de gebruikelijke orkestopening waarna de solist pas na enkele minuten inzet, laat Mendelssohn de vioolsolist al halverwege de tweede maat van het openingsdeel beginnen met de hoofdmelodie. Daarna blijft de solist vrijwel constant meespelen, met slechts enkele passages waarin alleen het orkest te horen is. De cadenza, een onbegeleide passage waarin de vioolsolist zijn virtuoze techniek kan demonstreren, plaatste Mendelssohn halverwege het eerste deel, in plaats van richting het einde zoals gebruikelijk was. Ook is de cadenza volledig uitgeschreven in plaats van geïmproviseerd, hoewel het mogelijk deels van de hand van David zelf is. De solo-cadenza eindigt in een bijzondere transitie waarin de solist een arpeggio speelt, een reeks akkoorden op één viool door snel over alle vier de snaren heen en weer te strijken. Tijdens dit arpeggio begint het orkest weer mee te spelen, maar nu zijn de rollen omgedraaid: het orkest speelt de melodie, terwijl de solist begeleidt. 

Mendelssohn ging opnieuw tegen conventies in door de drie delen niet als losstaande, afgebakende werken te componeren, maar ze juist naadloos in elkaar over te laten lopen. Zo vormt een liggende noot van een solo-fagot de brug tussen het eerste en tweede deel, en worden het tweede en derde deel aan elkaar gebreid door een opgewekte koperfanfare. Het langzame tweede deel bestaat uit een simpele melodie met een wiegende begeleiding door het strijkorkest. Het slotdeel is een vrolijk en zorgeloos scherzo: waar het concert opende in een mysterieus e-mineur, eindigt het in het kleurrijke E-majeur.

Het slotstuk van de avond is Rédemption van César Franck, een ambitieus werk waarin koor en orkest samenkomen in een bombastisch religieus drama. Net als de hiervoor genoemde muzikale duizendpoten was ook Franck actief als componist, dirigent, muziekpedagoog, organist en pianist. Hij gold als een van de invloedrijkste persoonlijkheden uit de Franse muziekwereld. Zijn werk Rédemption, voltooid in slechts zes maanden, markeerde een keerpunt in zijn carrière: waar hij voorheen vooral bekend stond als virtuoos organist en pianist, werd hij erna ook erkend als symfonisch componist. 

Het werk is een combinatie van delen voor koor en orkest, aria’s met sopraansolist, onbegeleide, gesproken tekst (vaak weggelaten, zoals ook bij onze opvoering) en een deel voor orkest alleen: de Morceau symphonique. Aangezien het werk inhoudelijk religieus is maar muzikaal lyrisch en operatisch, gaf Franck het de ondertitel ‘Poème-Symphonie’. De muziek is gezet op een tekst van de dramaturg Édouard Blau en beschrijft het contrast tussen de wereld vóór en na de geboorte van Christus. Het verhaal reist door de tijd tot aan het moderne tijdperk, waarin de mens opnieuw in moreel verval is geraakt en de christelijke boodschap is vergeten. 

Franck beeldt de tegenstelling tussen goed en kwaad uit door het contrast tussen mineur- en majeurtoonsoorten en melodische motieven. De oorlogszuchtige mensheid wordt vertolkt door het mannenkoor, terwijl het vrouwenkoor de engelen uitbeeldt die de mensheid proberen terug te brengen naar God. Franck componeerde het werk in de nasleep van de Frans-Duitse Oorlog, wat deze thematiek al te actueel maakte. Het werk culmineert in een gemengd slotkoor waarin de mensheid samen met de sopraansoliste als aartsengel zingt dat zij alsnog vergeven kan worden door terug te keren tot God en zo Verlossing kan vinden.

Als u geïnteresseerd bent in meer informatie over de muziek en componisten van dit programma, kunt u de onderstaande QR-code scannen voor een link naar het informatieboekje voor dit programma, samengesteld door de Programmainformatiecommissie van het USKO.

Website by Webroots

Analytics by Conversios